Herman ging op zijn knieën zitten en begon de stapel stripboeken door te werken. Elke dinsdag stond hij een uur voor openingstijd bij de kringloopwinkel. Op die manier was hij als eerste binnen en kon hij op zijn gemak alles bekijken. Diederik haalde zijn neus op voor een kringloopwinkel, maar Herman had regelmatig prachtige juweeltjes gevonden.
“Mag ik misschien met u meekijken?” vroeg een jongen achter hem.
“Natuurlijk,” antwoordde Herman. Hij had de stripboeken toch als eerste in handen en wat wist zo’n blaag nou van antiquarische topstukken? Na de stapel voor de tweede keer rustig doorgekeken te hebben, stond hij zuchtend op. Wat een troep. Het leek net alsof de mensen alleen nog maar Suske en Wiske en Jommeke verzamelden. Op de bovenste plank stond de grootformaatuitgave van “Met uw welnemen”. Hij pakte het boek in handen en keek op de eerste pagina. 25 euro, wat een geld. Die onbenullen van de kringloopwinkel dachten tegenwoordig dat alles van goud was. In perfecte staat was deze uitgave van Tom Poes hooguit 15 euro waard. Hij wilde het boek terugleggen, toen de jongen hem op de schouder tikte.
“Mag ik er even naar kijken, meneer?” vroeg hij vriendelijk.
“Ga je gang,” zei Herman en reikte hem het boek aan. Hij begreep het joch wel, want het boek zag er prachtig uit. Maar ja, de oplage was 50000. Dat wist alleen een echte kenner als Herman Gerards. Hij keek nog even rond in de winkel en fietste naar huis. Volgende keer beter, het kon niet altijd kermis zijn.
’s Middags las hij voor de zoveelste keer “De Chninkel” van Rosinski en Van Hamme. Wat een fantastisch stripboek. Volgens Herman een van de beste ooit gemaakt.
“Heb je dat gehoord?” vroeg Babs terwijl ze hem een kopje thee inschonk.
“Wat bedoel je?” vroeg Herman terwijl hij geïrriteerd opkeek. Waarschijnlijk kwam ze weer met een sterk verhaal over die broer van haar.
“Op TV-Noord zeiden ze net dat een jongen van 16 in een kringloopwinkel een liefdesbrief van Marten Toonder aan zijn vrouw Phiny Dick heeft gevonden. De brief zat in een ander boek verborgen. Waarom vind jij nooit zoiets?”
